Het had weinig gescheeld of ook de toren zou vijftig jaar na sluiting van de brouwerij alsnog gesloopt worden om plaats te maken voor een woontoren. Met de komst van plannen voor een brouwerijmuseum, onze Bed & Breakfast met een uitzichtpunt, is de Mouttoren gered van de slopershamer
In onze B&B zijn verbindingen met het verleden behouden, zoals de stijl van de ramen, de oude trap, de siloluiken, de katrol van de vroegere takel en een oud stortluik. Via een glasplaat kunt U ook een blik werpen in één van de vier silo’s die het gebouw heeft.
Op de benedenverdieping van het gebouw, vindt u het Wertha museum (merk van de oude bierbrouwerij) met proeflokaal.

N.V. Wertha Stoombierbrouwerij
De brouwerij aan de Industriekade in Weert werd opgericht in 1909. De oprichter van de onderneming was Joseph Mathijsen, die zijn ervaringen ten aanzien van het brouwen van bier had opgedaan in de brouwerij ‘de Ster’ van zijn oom Constant Jansen. Voor bijzondere expertise op het gebied van bier brouwen deed Jos Mathijsen verkennend onderzoek in Duitsland, alwaar diverse brouwprocedés verder ontwikkeld waren. Mathijsen kwam aldaar in aanraking met een nieuwe techniek, de onder-gistingmethode, waarmee een zwaar en helder bier gebrouwen kon worden. Deze methode was afkomstig uit het befaamde biergebied Beieren en was in sterke mate bepalend voor de smaak van het bier. De specialistische methodiek vereiste echter een moderne technisch geavanceerde brouwerij. De bouw van dergelijke inrichtingen was kort na 1900 een kostbare aangelegenheid. Vanwege extreem grote investeringen durfden veel brouwerijen deze geavanceerde methode niet aan. Bovendien was de lange gistingstijd van het bier voor de brouwers financieel ongunstig. Dit alles weerhield Mathijsen er echter niet van om zijn plannen met de onder-gistingsmethode door te zetten.
Voor de realisatie van een nieuwe en geavanceerde brouwerij trok Mathijsen het architectenbureau August Grimm uit Keulen aan. Het ontwerp voor deze bierbrouwerij was gebaseerd op een compilatie van verschillende bouwmassa’s in een open carévorm. De belangrijkste bouwvolumes vormden het brouwhuis met de grotere koperen brouwketels aan de Industriekade en het machinegebouw voor de stoommachine op het achterterrein. In de navolgende jaren werd de brouwerij uitgebreid met opslagruimten, een grote remise, een ijsfabriek, beheerderwoningen en een kantoor. Van deze uitbreidingen zijn na de rigoureuze sloop in 1974 slechts het kantoor aan de Pentitentenstraat en de silotoren aan de Industriekade gespaard gebleven. De primaire delen van de brouwerij, ontworpen door Grimm, werden eveneens in 1974 integraal gesloopt.
Tijdens de crisisjaren in de jaren dertig van de twinstigste eeuw zocht de Werthabrouwerij samenwerking met de Verenigde Bierbrouwerijen Breda Rotterdam (V.B.B.R.), waarvan onder meer ook de brouwerij “De Drie Hoefijzers” te Breda deel uitmaakte. Begin jaren zestig van de twintigste eeuw werd geconstateerd dat de kwaliteit van het bier steeds moeilijker op peil gehouden kon worden. In 1962 werd besloten tot een algehele overname door de V.B.B.R. In 1969 werden de activiteiten van de Weerter brouwerij aan de Industriekade beëindigd waarop het fabriekscomplex werd gesloten. Hoewel het in eerste instantie de bedoeling was om de brouwerij te verhuren werd het complex na vijf jaren van leegstand in 1974 grotendeels gesloopt. De reden waarom de thans nog bestaande silotoren niet werd gesloopt, is vooralsnog onduidelijk. De inwendige constructie van de toren bestaat geheel uit gewapend beton. Kennelijk bracht de sloop van de silo’s zulke hoge kosten met zich mee dat het interessanter was om deze te laten staan en in te passen in het nieuwe ontwerp voor de sporthallen, welke na de sloop van de brouwerij ter plekke gerealiseerd werden.

De Mouttoren
De silotoren dateert uit de oorlogsjaren 1941-1942. Omdat de bouwproductie in de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog kelderden en er thans relatief weinig bouwwerken resteren uit deze periode, kan de brouwerijtoren als een opmerkelijk fenomeen worden opgevoerd. Het ontwerp is aan de hand van de Weerter architect P.H. Weegels. Voor de bouw van het silocompartiment werd het oude ketelhuis uit het ontwerp van Grimm deels gesloopt. De begane grond van de silo werd evenals in de oude situatie ingericht als machineruimte. Tegen de achterwand van de toren werden twee grote schoorstenen opgetrokken voor de afvoer van verbrandingsgassen uit de stoommachines, welke in de machineruimte onder de silotoren waren ondergebracht. De eerste verdieping was bereikbaar via een deur naast de grote brouwketel in het brouwhuis. Deze verdieping is thans gelegen onder de grote betonnen silo’s waar zich ook de stortkleppen bevonden, die aan de onderzijde op de siloschachten gemonteerd zaten.
Vanaf de eerste verdieping bereikt men via een trappenhuis tussen de silo’s de bovenverdieping en de dak etage, welke zich in de top van de silotoren bevinden. Het trappenhuis is gesitueerd tussen vier grote silo’s. Vanaf de verschillende bordessen zijn door middel van luiken in de wand de siloschachten inwendig te bezichtigen. Toegang tot de siloschachten was noodzakelijk om monsters te kunnen nemen van het mout, ter controle van de kwaliteit. De achtergevel van de silotoren kent een aantal ronde vensteropeningen – tondi – voor de lichttoetreding in het trappenhuis. In de vide tussen de trapbordessen bevond zich aanvankelijk een elevator: een paternoster waarmee het losse mout naar de bovenverdieping getransporteerd werd. Dit was overigens niet de enige logistieke verbinding van het compartiment. Ook nu nog bevindt zich aan de buitenzijde een klassieke takel met restanten van een hijsbordes, waarmee materiaal vanaf de straat naar boven kon worden gehesen. De luiken in de vloer van de bovenverdieping geven toegang tot de vier siloschachten. Op deze verdieping werd het mout overgeheveld en via de vloerluiken konden de silo’s worden gevuld. Naderhand werd tussen de bovenverdieping van de silotoren en de zolder van het brouwhuis een rechtstreekse pijpleiding aangebracht. Op deze manier kon men op een relatief eenvoudige wijze het brouwhuis van mout voorzien.
Boven de hoogste verdieping bevindt zich de dak etage. Hier was aanvankelijk de motor opgesteld die de elevator aandreef. In 1961 werd er een tweede elevator aangebracht, die het mogelijk maakte om het losse mout vanuit een put aan de straat naar de eerste verdieping te transporteren. Op de eerste verdieping werd het mout overgeheveld naar de oudste elevator.

Na de sloop van de brouwerij in de jaren zeventig van de twintigste eeuw werd de silotoren geïntegreerd in het ontwerp van een sporthallencomplex, dat inmiddels is gesloopt (2018). De toren is een duidelijk verticaal element binnen het concept van de langgerekte hallenbouw. De constructie van de toren is de definiëren als een betonnen monolietconstructie met een (gedetailleerd) bakstenen ‘omhulsel’, welke voornamelijk als afwerklaag is bedoeld. Qua architectuur is het ontwerp van de toren geïnspireerd op de Nieuwe Zakelijkheid van de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw. De toren heeft een rechthoekig basement van 8,24 meter lang en 6,58 meter breed en meet een hoogte van ongeveer vijfentwintig meter. Verder bevindt zich aan de achterzijde een uitbouw die zich uitstrekt over de begane grond en eerste verdieping.
Om de sloopsporen en breukvlakken van de zijgevel uit de jaren zeventig te camoufleren, is aan deze zijde een bakstenen voorzetwand opgemetseld. Het resultaat is een gevelpakket dat bestaat uit de betonnen draagwand van de silo, de eindgevel van het gesloopte brouwhuis uit 1909 en de gemetselde voorzetwand. Dit gevelpakket heeft een totaaldikte van ongeveer één meter, hetgeen zichtbaar is in de doorgangen vanuit het tennishalcomplex naar de silotoren.
Aan de buitenzijde is de authentieke verschijningsvorm van de silotoren nog nagenoeg intact. Tot de renovatie welke in 2019 gestart is, waren de laadbordessen aan de voorgevel van de toren verwijderd en op de begane grond waren de ramen van de voormalige machinekamer dichtgemetseld. De originele stalen kozijnen en laaddeuren waren nog aanwezig, evenals de hijsbalk met betonnen wenkbrauw erboven. De put en de elevator uit 1961 waren inmiddels verwijderd. Slechts een stalen rand onder aan de toren is hiervan een overblijfsel. In de linkerzijgevel van de toren was nog steeds het gat zichtbaar op de plek waar ooit de rechtstreekse pijpleiding naar de brouwhuiszolder zat.
Het metselwerk van de gevels is uitgevoerd in kettingverband. De toegepaste baksteen van waalformaat heeft een gemiddelde afmeting van 210x10x50 millimeter. In het interieur op de begane grond van de tennishal is de geïncorporeerde silotoren door de uniforme wandafwerking nauwelijks herkenbaar. De begane grond van de silotoren was herbestemd tot kleedruimte. Ten behoeve van deze functie waren geen constructieve ingrepen aan de toren noodzakelijk. De toegangsdeur naar de eerste verdieping van de toren blijkt in het tennishallencomplex nog op dezelfde locatie te zitten als destijds in de voormalige brouwerij. De elevator in het trappenhuis is echter verdwenen. Dit geldt ook voor de stortkleppen aan de onderzijde van iedere siloschacht. Het trappenhuis en de siloschachten zijn na de sloop in de jaren zeventig van de twintigste eeuw niet meer gewijzigd. De luiken naar de silo’s op de bordessen zijn nog allen aanwezig en compleet. Een blik in de silo’s toont aan dat de storttuit aan de onderzijde is dichtgezet met een relatief kleine betonnen opvulling.
Verder zijn hier enkele sloopmaterialen ingeworpen, overgebleven van een dak reparatie en de sloop van de elevator. Op de bovenverdieping bevindt zich tegen het plafond nog het restant van het hijsmechanisme in de vorm van een frame met een tandwiel. Alle overige installaties die voor de overheveling van het mout gebruikt werden, zijn inmiddels verdwenen. In tegenstelling tot de betonnen vloer is het dak in de toren uitgevoerd in hout. Via een stalen deur in de dakopbouw was het dak te betreden. Het lijstprofiel van de betonnen kroonlijsten is concaaf gevormd en werd vervaardigd van prefabbeton. Weersinvloeden hebben het materiaal doen verweren, zodat het oppervlak een fraai, enigszins gebouchardeerd, uiterlijk heeft verkregen.
